Hieronder de meest gebruikte termen in de wereld van flightcases voorzien van een omschrijving.
Balhoek: ronde hoek die op de hoekpunten van een flightcase wordt geplaatst ter bescherming bij transport.
Dolly: wielplaat met zwenkwielen voor het transport van objecten. Ook meubelroller of transportwagen genoemd.
GPS: flightcase met GPS unit om object of transport realtime te kunnen volgen.
Handgreep: een handvat dat het mogelijk maakt om een flightcase op te tillen.
Hoedcase: flightcase met een lage bodem en hoog deksel, geschikt voor objecten (apparatuur) die in de flightcase blijven staan.
Koffer: compacte flightcase als koffermodel, voorzien van een handvat.
Plaatmateriaal: wanden van de flightcase, vaak uitgevoerd in hout of kunststof.
Plukschuim: interieur van een flightcase zelf indelen door blokjes uit de schuimplaat te halen.
Popnagel: variant van een klinknagel om twee platen met elkaar te verbinden
Rackcase: flightcase met een deksel aan de voorkant en soms ook aan de achterkant.
Sluitingen: sloten op een flightcase, veelal een vlinderslot of een opbouwslot.
Spuitlijm: spuitbus met lijm om het schuiminterieur aan de binnenzijde van de flightcase te bevestigen.
Stapelbaar: verschillende flighcases kunnen boven op elkaar gezet worden voor vervoer of opslag.
Tourlabel: plastic label aan buitenzijde flightcase waarop met stift coderingen kunnen worden aangebracht betreffende inhoud en bestemming.
Trunccase: flightcase met deksel aan de bovenkant.
Ventilatieschotel: klein rooster dat ingebouwd kan worden in een zijpaneel van een flightcase, voor afvoeren van de warmte.
Vlinderslot: specifieke sluiting die veel gebruikt wordt voor de vergrendeling van twee flightcase-delen.
Voetjes: rubbervoet te monteren aan onderzijde flightcase om beschadigingen op vloer te voorkomen.
Zwenkwiel: wiel dat alle kanten op kan draaien, gebruikt bij grotere en zware flightcases om het vervoer makkelijker te maken.